Let op!

Wij hebben onze mening te baseren op het Woord wat God ons ten goede gegeven heeft.

En niet Gods Woord naar onze eigen mening in te vullen.

Er wordt gezegd dat het toch niet in uiterlijke dingen zit, en dat klopt: zij zullen ons inderdaad niet in de hemel bij God brengen. Want wie God vreest, is gericht op Zijn eer, en niet op zichzelf. En Hij weet precies wat er in ons leeft als het gaat om:

• Kleding die amper iets bedekt en verhult. Of kleding waarmee wij eenvoudig ons lichaam bedekken.
• Ons lichaam mooier willen maken dan wij geschapen zijn. Of we versieren ons met eigenschappen als eenvoud, oprechtheid, eerlijkheid, liefde, gulheid en zachtheid.
• Huizen, auto’s, en alles waarmee wij willen pronken. Of wij gebruiken die zaken alleen als een noodzakelijke behoefte.
• Verzekeringen, om zonder zorgen te zijn. Of wij vertellen onze zorgen en belangen God, en vertrouwen op Hem, Die voor ons zorgt. 
  
• De kerk waar het merendeel lid van is. Maar als het lidmaatschap niet goed voelt, gaan we naar een andere kerk.
• Het Woord van God wordt naar eigen zin en mening verandert, zodat er vele vertalingen zijn naar onze eigen smaak. Maar Gods Woord is al eeuwenlang Nederland nagelaten. Wij hebben God verlaten, en daarom is Zijn Geest van ons geweken. En wij zijn overgegeven aan wat wij menen dat goed is, en leven naar onze eigen wil.

Nu is de maat van Gods emmer bijna vol met onze zonden en schuld en misdaden, een maat van zeven jaren. Toch is de allerhoogste God nog zo goed dat Hij ons waarschuwt, vóórdat het oordeel komt. Net zoals Hij dat deed ten tijde van Jozef onder de Farao.

Maar wat doen wij met die waarschuwing? Doen wij het af als onzinnigheid, of dwaasheid?

Geloven wij het, en zeggen; nu zullen wij elke week wat extra’s kopen, zodat wij genoeg hebben om in zuinigheid de schaarste door te komen?

Geloven wij dat de Heere God is (en Hij haat onze handelswijze en woorden die niet goed zijn)? Keren wij tot Hem terug?

Komen wij tot inkeer van onze grote schuld, van onze daden die niet goed zijn, die wij bij God en onze medemensen hebben?

Doet het ons oprecht verdriet dat Hij woedend op ons is, omdat wij Zijn Woord verlaten hebben?

Of zijn wij van mening dat God bij óns schuld heeft in het toelaten van al het kwaad in de wereld? Of dat ánderen zich naar ons toe kwaad en oneerlijk gedragen?

Laten wij eerlijk zijn: wij hebben schuld bij God, en doen wat kwaad is in Zijn ogen. Nu laat Hij het bekendmaken. Daarom is de almachtige God rechtvaardig in Zijn spreken, en onschuldig in dit oordeel over ons. En alleen Zijn Zoon kan ons redden en vrijmaken. Maar nu komt een tijdelijk oordeel dat niet te vermijden is.

Net zoals in de tijd van Jozef. Jozef legt de dromen van de Farao uit. Het vonnis stond vast. Maar God liet de mensen waarschuwen, opdat zij Hem erkenden en volgden. Farao kende God niet en diende Hem niet, maar hij luistert naar de uitleg van Jozef, en geeft opdracht om voedsel op te slaan. Ook de burgers van dat land krijgen die opdracht, zodat zij in die razende hongersnood niet de hongerdood zouden sterven. 

Het woord wat Ezechiël te horen krijgt (hoofdstuk 22), is een boodschap voor ons allemaal.

Het is een openbaar bericht van de gruwelijke daden die bedreven worden tegen al de geboden.

Dat Woord geldt iedereen: overheid en burgers, zowel kerkbezoekers als mensen die niet naar de kerk gaan.

Zelf ben ik vol gebreken in het navolgen van een heilige en goede God. En dit land is vol ernstige misdaden en wreedheid, bedreven tegen de mensheid die God geschapen heeft. 

Daarom keer terug tot God, want het vonnis kan niet worden afgewend.

Laten wij ons afkeren van onze handelswijze die niet goed is.